« Pourquoi suis-je ici ? » demandait-elle
chaque fois, quatre-vingt-dix ans, les yeux

cernés de rouge depuis que les larmes
n’y venaient plus. « Pourquoi suis-je ici ? »
A peine capable de se mettre debout,

l’appétit déclinant. « Pourquoi suis-je ici ? »
J’avais beau lui expliquer patiemment
trois fois, quatre fois, que cela faisait déjà

des années qu’elle ne pouvait plus vivre seule,

ne tenait plus sur ses jambes, elle savait encore

parfaitement l’année de ma naissance, mais pas

celle où nous étions, que « bleu outremer » était

la couleur de la porte d’entrée chez ses

grands-parents, mais pas le nom de l’infirmière

qui venait la laver et l’habiller tous les jours.

« Pourquoi suis-je ici ? » Puis avec un choc

je compris : et si ce n’était pas une question

d’aujourd’hui mais d’autrefois et là-bas, la première

du catéchisme, celle avec la promesse

d’un ciel, et je lui répondis : « Pour servir
Dieu et être heureuse en ce monde

et dans l’au-delà. » Elle ne me jeta même pas
un regard : « Tu y crois encore, à ces bêtises ? »

Huub Beurskens

(Hôtel Eden, 2013, traduit du néerlandais par Hans Hoebeke) 

Eerste vraag
 

« Waartoe ben ik eigenlijk hier ? » vroeg ze
telkens weer, in haar negentigste, rood
 

Omrande oogjes vanwege het gebrek aan
traanvocht. « Waartoe ben ik eigenlijk hier ? »
Amper nog in staat overeind te komen,
 

weinig eetlust meer. « Waartoe ben ik eigenlijk
hier ? » Hoe ik ook geduldig probeerde het
haar uit te leggen, drie, vier keer, dat ze al
jaar geleden niet meer zelfstandig wonen 
 

kon, niet goed ter been, mijn geboortejaar
wist ze feilloos, maar niet dat waarin we
heden leefden, dat “diepblauw” de kleur
van de deur van haar grootouderlijk huis

was geweest, maar niet hoe de verpleegster
 

heette die haar dagelijks waste en kleedde.
« Waartoe ben ik eigenlijk hier ? » Tot ik met
een schok dacht : wie weet is het geen vraag
van nu, maar een van toen en daar, de eerste
 

uit haar catechismus, die met de belofte
van een hemel, en antwoordde: “Om God
te dienen en daardoor hier en hiernamaals
 

gelukkig te zijn.” Ze keek me er niet eens
bij aan : “Dat jij nog gelooft in dat gezemel.”

Huub Beurskens

In Septentrion, n° 1, mars 2014,
Le dernier cru : poèmes choisis par Jozef Deleu